
Onderweg op de fiets naar het tennispark kom ik halverwege langs de JOP, een jongeren- ontmoetings-plaats. Twee jongens trappen van de binnen- en buitenkant tegen de metalen plaatwanden. Vier andere jongens en twee meiden moedigen de vandalen luidkeels aan. Ik maak snel een risicoanalyse en besluit te stoppen en de jongeren aan te spreken. “Jongens, wat doen jullie nou? Zo’n mooie hangplek ga je toch niet vernielen. Zonde!” Eén van de jongens die vanaf de binnenkant tegen de wand trapte stapt naar voren. “Dag mijnheer, hoe is het met u?” zegt hij lachend. “Jongens, ik ben zelf ook jong geweest en probeerde stoer te doen”. “Dag mijnheer”, zegt de ene jongen nog een keer en de groep wacht op wat er gaat gebeuren. Ik moet opschalen want de groep is nog niet van plan te stoppen. “Ach, ik snap het wel, met die twee leuke meiden erbij, proberen jullie stoer te doen.” Het werkt, er wordt wat gegniffeld en de twee jongens stoppen hun sloopwerk. Als ik tien minuten later weer langs de JOP fiets, zie ik wat handen omhooggaan. “Hé mijnheer”.